In 1060 treft men op een cijnslijst (belastingenlijst) van de abdij van Reims voor de eerste keer de naam Schina aan. Schin op Geul bezat toen een molen die aan de abdij belasting verschuldigd was. In de weinige geschreven bronnen waarin het dorp wordt aangeduid is er altijd sprake van het “overoude”, Schina. De eerste kerkjes die bij de opkomst van het christendom gebouwd werden, stonden op de plaats waar de bewoners eerst hun heidense goden aanbaden. Het stenen kerkgebouw is in het begin van de elfde eeuw gebouwd. Ongetwijfeld was van invloed dat Aken in de 9e eeuw een kerkelijk centrum van belang werd toen Karel de Grote zich daar vestigde. Onze regio kwam daardoor ineens in het centrum te staan van het toenmalige politieke en kerkelijk bestuur. In de loop van de 9e en 10e eeuw leidde de vooruitgang van de evangelisatie, de uitbreiding van de landbouw en de bevolkingsgroei tot een toename van het aantal parochies op het platteland.
Koningin Gerberga schonk in 968 de zeer uitgestrekte parochie Meerssen aan de abdij Saint-Remi te Reims. De parochie van de H. Mauritius is vermoedelijk ontstaan door een afscheiding van de parochie Meerssen. Dit blijkt uit een schrijven uit 1147 van de Luikse bisschop Hendrik II. De bisschop machtigt hierin de proost van Meerssen om een pastoor in Schin op Geul te benoemen. De parochie Schin op Geul omvatte toen de dorpen: Schin op Geul, Strucht, Walem, Valkenburg, Ransdaal, Opscheumer, Engwegen en het Gerendal. Met uitzondering van Valkenburg, Oud-Valkenburg en Ransdaal behoren deze dorpen en gehuchten nog steeds tot de parochie van Schin op Geul. De kapel in Valkenburg scheidde, met goedvinden van de pastoor van Schin op Geul, zich in 1281 van de moederparochie af, die echter wel het dooprecht voor zichzelf behield. In 1319 kreeg Valkenburg het recht van een doopvont, terwijl Ransdaal in 1934 een zelfstandige parochie werd.
De parochiegrenzen veranderden in de loop der tijd dus enigszins, maar ook het bisdom waartoe Schin op Geul behoorde, wisselde nog wel eens. Oorspronkelijk maakte de parochie deel uit van het prinsbisdom Luik. In 1561 kwam Schin op Geul bij het nieuwe bisdom Roermond. In 1801 werd dat bisdom opgeheven en Schin op Geul maakte weer deel uit van het bisdom Luik. In 1853 kwam de parochie weer als deel van het dekenaat Gulpen bij het nieuwe bisdom Roermond.
De oude kerk
Kerken die aan de heilige Mauritius zijn toegewijd, zijn meestal zeer oud. Zo mogen we aannemen dat het achterste gedeelte van de kerk is neergezet op de fundamenten van een nog ouder gebouw; misschien een keltische offerplaats of een rooms-katholieke kapel. Het oorspronkelijk gebouw was een pijlerbasilica. Een opmeting uit 1762 geeft aan dat het oorspronkelijke schip inwendig 9,60 lang en 4,65 breed was. De beide zijbeuken waren even lang en breed en hun afmeting was ongeveer 4,80 meter. De kerk bestond toen uit een middenschip dat door twee rijen van vierkante pijlers van de zijbeuken was gescheiden. Het priesterkoor met het altaar was in de rooms-katholieke kerken altijd naar het oosten gericht. Deze situering treffen we ook aan in de kerk van Schin op Geul.
Ongeveer op de huidige plaats aan de westkant van de kerk was misschien een houten toren en aan de overzijde, aan de oostzijde het priesterkoor. Het plafond was gewoon een houten zoldering en niet zoals nu een stenen gewelf. Voor de verlichting had men kleine boogramen in de muren op een hoogte van 4,60 meter. De kerk, een typische dorpskerk in de vorm van een kleine basiliek, was gebouwd van Kunrader steen.
In de loop van de twaalfde eeuw groeide Schin op Geul uit tot een volwaardig dorp. Dat blijkt uit twee bewaard gebleven belastinglijsten van 1138. De aanwezigheid van een molen en vooral een brouwerij duidt op een volwaardige dorpsgemeenschap, daar het een van de noodzakelijke voorzieningen was. Het bier was niet alleen veilig – in tegenstelling tot het vaak vervuilde gewone drinkwater – maar hielp ook de zware dagelijkse vette kost te verteren. Bier werd gedurende de late middeleeuwen de hele dag gedronken, door jong en oud. In 1152 is voor het eerst sprake van een schepenbank te Schin op Geul.
Over de geschiedenis van de kerk is verder weinig bekend. Mogelijk is in de 16e eeuw, wellicht ook eerder, het schip, na het dichtmetselen van de rondboogvensters, overkluisd met drie laatgotische kruisribgewelven. Daarbij werden de schipmuren een beetje verhoogd in mergelsteen en kreeg de kerk een nieuwe kapconstructie. Mogelijk is toen ook een toren tegen de westgevel opgetrokken. In de winter van 1652 werd het dak van de kerk beschadigd door Lotharingse troepen. In 1654 is deze schade weer hersteld. Rond 1700 hingen in de toren twee klokken die in 1699 gegoten waren door een Lotharingse klokkengieter, Alexius Julien. Rond 1700 telde de parochie ongeveer 240 volwassen parochianen. In de kerk bevond zich ook een grafkelder met daarop een grote grafsteen. Die was in 1760 grotendeels afgesleten en alleen de namen van Johannes van Bentsenraet en de voornaam Margaretha waren nog leesbaar. In 1764 is baron Hector van Hammersteyn, Heer van Strucht en Oost en wonende op kasteel Oost, als laatste begraven in de kerk. Vanaf 1804 was het begraven in kerken verboden.
Kerk in slechte staat
We moeten aannemen dat het onderhoud van de kerk te wensen overliet. Want in 1750 stortte de kerktoren helemaal in. De rest van de kerk was toe aan herstel. Er ontstond een conflict over de vraag wie de kosten van de reparaties moest betalen. Intussen verslechterde de bouwkundige situatie van de kerk en begin 1762 stortte een zijbeuk in, waarbij ook het priesterkoor beschadigd werd. Op 5 juni 1762 verbood de bisschop van Roermond, Joannes Antonius de Robiano, de parochianen om nog langer erediensten in het gebouw te houden. De gelovigen moesten toen in de kapel van de Kluis op de Schaesberg gaan kerken. Dit was uiteraard niet erg bevorderlijk voor het parochiële leven in Schin op Geul en Strucht. Men wilde daarom zo spoedig mogelijk het gebouw weer in een goede staat brengen.
Omdat diverse bestuurlijke lagen zeggenschap hadden over de kerk moesten deze ook zorg dragen voor de restauratie. Men kwam na enig ruziën overeen dat de Heerlijckheyt (= een soort gemeente) Schin op de Geulle de toren zou herbouwen en de proost van Meerssen (aan wie Schin op Geul belastingplichtig was) het schip. Rond september 1763 waren de zijbeuken, inclusief de doopkapel, opgemetseld en onder dak. Op 24 maart 1764 kon er weer een mis gevierd worden in de parochiekerk. In 1768 laat de burgemeester de tegenwoordige kerktoren in mergelsteen bouwen. Opmerkelijk is dat de spits ook nu nog zonder enige verankering op de mergelmuren van de toren rust. Bij de herbouw werden zoals toen gebruikelijk zoveel mogelijk van de aanwezige bouwmaterialen gebruikt. Sommige planken van deze spits zijn meer dan 400 jaar oud.
Eveneens in 1768 laat de proost van Meerssen de zijmuren van het schip ook in mergel optrekken. Het priesterkoor blijft nog slecht. De roemruchte, bij de parochianen zeer geliefde pastoor Geerts is daarom in 1789 gedwongen het altaar naar het midden van de kerk te verplaatsen om de mis te kunnen opdragen. Na weer de nodige briefwisselingen en ruzies werden door het gemeentebestuur van Schin op Geul en Strucht in 1794 en 1795 de zijbeuken verlengd en bouwde men een nieuw priesterkoor met daarachter een sacristie. In 1780 vielen onder de parochie 118 huizen met 342 volwassenen en 177 kinderen, 17 huizen waren onbewoond.
In september 1794 plunderden Franse troepen Schin op Geul. Het zwaarst getroffen was de pastoor wiens kleding, huisraad en andere zaken gestolen werden. In 1799 werden de twee klokken door de Fransen in beslag genomen en afgevoerd. In 1819 werd van twee oude klokken uit Voerendaal een nieuwe gesmolten van ongeveer 700 kilo en in 1820 werd een tweede klok geschonken door abdis van het Augustinessenklooster te Sinnich (België), die banden had met de heren van kasteel Oost, behorende bij de parochie Schin op Geul. In die jaren werden ook nieuwe banken geplaatst, het oksaal vernieuwd en het godshuis helemaal opgeknapt.
Grote uitbreiding kerk
Door al deze achter elkaar uitgevoerde bouwkundige veranderingen is het totaalbeeld van de kerk er een van duidelijk allerlei stijlen. In het begin van de twintigste eeuw is het kerkje te klein geworden voor het groeiend aantal inwoners van Schin op Geul, per definitie in die tijd allemaal parochianen. Een rigoureuze verbouwing is daarom nodig.
Pastoor Eygelshoven geeft in 1917 na ruggespraak met de grote architect Dr. Cuypers uit Roermond aan architect Sprenger uit Maastricht de opdracht een ontwerp te maken voor de uitbreiding van de kerk. Dit plan kan de pastoor echter maar matig bevallen. De plannen leiden tot hoogoplopende conflicten met de toen pas opgerichte Bisschoppelijke Bouwcommissie, met verschillende architecten en het eigen kerkbestuur. Daarnaast ontstond er ook een conflict met het Rijksbureau voor de Monumentenzorg dat in de zomer van 1918 een heel nieuwe visie op het gebied van het restaureren en uitbreiden van monumenten invoerde. Dit betekende dat alle plannen voor de uitbreiding afgekeurd werden. De toenmalige pastoor Louis Eygelshoven was in een onmogelijke positie terechtgekomen door het afwijzen van de plannen in Den Haag. Hij weigert dan ook het honorarium van de architect te betalen. Maar na een gang naar de rechtbank betaalt hij dit bedrag evenals de kosten van de rechtszaak.
Omdat de verhouding met het architectenbureau Sprenger door deze gang van zaken grondig bedorven is, wordt architect Groenendael uit Maastricht belast met de verbouwing van de kerk. Pastoor Eygelshoven zette tegen alle tegenwerking in, versneld de uitbreiding door. In 1926 en 1927 werd de verbouwing en uitbreiding voltooid en kreeg de kerk haar huidige vorm. Op zondag 15 mei 1927 zegende pastoordeken Schroeders de kerk in en krijgt het kerkgebouw haar huidige vorm. Het oorspronkelijke priesterkoor en de sacristie worden afgebroken. Hiervoor in de plaats komen een groot middenschip en twee grote zijbeuken, twee sacristieën en een nieuw priesterkoor. Voor deze verbouwing moet een gedeelte van het kerkhof worden opgeofferd. Het is aan het ingrijpen van de leden van de Monumentenzorg te danken, dat het oude gedeelte van de kerk niet is afgebroken en daardoor het historisch en bouwkundig gezien meest waardevolle onderdeel van het gebouw, bewaard is gebleven. Direct maakte pastoor Eygelshoven werk van de aankleding en de inrichting. Een aantal rijke parochianen schonken het nieuwe hoofdaltaar, de communiebank, de preekstoel, de nieuwe vloer voor het priesterkoor, drie zijaltaren en een aantal glas in lood ramen. Deze giften hadden een waarde van minstens 13000,- gulden. Uit Rolduc kon pastoor Eygelshoven een kruisweg overnemen voor 500,- gulden. Met uitzondering van de preekstoel zijn al deze schenkingen ook nu nog te bewonderen. In 1936 moest de trap die toegang gaf tot de kerk vervangen worden. Men besloot toen een nieuwe trap aan te leggen vanaf het kerkplein, de huidige situatie. De oude trap lag recht voor de kerkdeur en kwam uit op het Kerkewegje.
Na de Tweede Wereldoorlog
Uiteraard gaat ook de tweede wereldoorlog niet zonder meer aan Schin op Geul en zijn kerk voorbij. De drie klokken worden in 1943 door de Duitsers geroofd om omgesmolten te worden tot oorlogstuig. Verder komt het kerkgebouw net als het hele dorp Schin op Geul trouwens, redelijk onbeschadigd uit de oorlogstijd. Na de oorlog beieren, dankzij de inspanningen en opofferingen van veel parochianen, vanaf 10 oktober 1948 weer twee klokken over Schin op Geul.
In 1962 verscheen de eerste uitgave van het parochieblad, de Mauritiusbode. Onder invloed van het Tweede Vaticaans Concilie veranderde de vorm van de eucharistie en de priester stond vanaf toen naar de gelovigen toegekeerd en daarvoor werd een extra altaar geplaatst. Eind jaren zestig werd de “bankenpacht” afgeschaft, tot die tijd waren alle plaatsen in de kerk genummerd en men huurde één of meerdere plaatsen. Toen werd de gezinsbijdrage ingevoerd en ruim 80% van de parochianen deed mee.
In 1984 en 1985 werd een grootscheepse restauratie uitgevoerd. De totale kosten bedroegen 1,3 miljoen gulden en een opgericht comité restauratiefonds heeft toen met velen en het kerkbestuur de honderdduizend gulden bij elkaar gesprokkeld die de parochie zelf moest inbrengen. Bij deze restauratie werden de binnen werkzaamheden, om kosten te besparen, onder leiding van twee parochianen uitgevoerd. Met subsidie van het rijk, de provincie en de gemeente werd in 2001 gestart met de uitvoering van een 10-jarig onderhoudsplan voor de kerk. Daarnaast vond de restauratie plaats van alle glas in loodramen. Voor beide projecten was in totaal een investering nodig van ruim 440.000 euro. In 1926 kostte de uitbreiding van de kerk omgerekend 25.000 euro! Schin op Geul is trots op zijn oude, maar toch nog nieuwe kerk: een sieraad niet alleen voor ons dorp, maar voor het hele Geuldal.
De patroonheilige van de kerk is de heilige Mauritius. Deze was een veldheer in het Romeinse leger die in het jaar 300 samen met meer dan 6000 manschappen ter dood werden gebracht in de buurt van het huidige Sant Moritz omdat zij weigerden deel te nemen aan de christenvervolgingen. Het feit dat de kerk juist aan de heilige Mauritius is toegewijd, kan gezien worden als een extra aanwijzing dat het hier om een heel oud kerkgebouw gaat.
Een andere heilige die een voorname plaats inneemt in de kerk is de heilige Cornelius, die paus was van 251 tot 253. Ook hij werd slachtoffer van de christenvervolgingen. Hij is schutspatroon van mensen met zenuwziektes en ter ere van zijn naamfeest herdenkt men hem in Schin op Geul rond 16 september met een achtdaags conclaaf en ook nu nog vereren veel parochianen en pelgrims de heilige tijdens het octaaf. In 2007 werd Frans Mol tot pastoor benoemd, de vijfenveertigste parochieherder van de parochie en in 2018 nog steeds actief. Op 1 april 2017 vormden de parochies van Valkenburg, Oud-Valkenburg en Schin op Geul een federatie.
Bronnen
Kroniek Parochie St. Mauritius Schin op Geul - Dré Kickken
Gids 1996 - Heemkundevereniging i.o. kerkbestuur
Conflicten rond een kerkgebouw. - Frans Crutsen - Heemkundevereniging
Geschreven door Anton Laeven in 2018.